Kennis

Ondernemingsrecht

Betalingsproblemen eenmanszaak: surseance, faillissement en Wsnp

Wanneer een eenmanszaak in betalingsproblemen verkeert, dan zijn er verschillende juridische mogelijkheden. In dit artikel worden de verschillen tussen surseance van betaling, het faillissement en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) uitgelegd.

Surseance van betaling eenmanszaak

De natuurlijke persoon kan surseance van betaling aanvragen voor zijn eenmanszaak indien de eenmanszaak in betalingsmoeilijkheden verkeert. Surseance van betaling is gericht op het in stand houden van de onderneming. Dit in tegenstelling tot een faillissement dat gericht is op liquidatie. Surseance van betaling kan leiden tot algehele voldoening van de vorderingen van schuldeisers of gedeeltelijke voldoening. Surseance kan alleen door de schuldenaar worden aangevraagd via een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank. Dit verzoek wordt direct voorlopig verleend en de rechtbank beslist in een later stadium over de definitieve surseance verlening. Wordt de surseance uiteindelijk niet verleend, dan kan de surseance worden omgezet in een faillissement of schuldsanering. Dat kan de rechter ambtshalve doen maar is daartoe niet gehouden.

Wanneer de weg van surseance niet wordt ingeslagen of niet mogelijk is, en de eenmanszaak niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, dan zijn er kortweg twee mogelijkheden: (i) schuldsanering of (ii) faillissement. Beide mogelijkheden worden hieronder verder uitgewerkt.

(i) Schuldsanering

De schuldenaar vraagt schuldsanering aan bij de rechtbank. Vooraf dient de schuldenaar echter eerst het buitengerechtelijke traject (het minnelijke traject) te bewandelen via de gemeente. Indien dit minnelijke traject niet lukt, dan kan de schuldenaar de aanvraag officieel indienen bij de rechtbank. De aanvraag wordt niet verleend indien in de tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling al op de schuldenaar van toepassing is geweest. Bij de Wsnp wegen de belangen van de schuldenaar zwaarder, dan van de schuldeisers. Een schuldeiser kan alleen indien er hele zwaarwegende gronden zijn niet meewerken aan een Wsnp maar dat zal niet snel het geval zijn. Bij een faillissement is het juist andersom, de belangen van de schuldeisers wegen zwaarder dan van een schuldenaar. De gevolgen voor de schuldeisers bij toepassing van de Wsnp is dat de schuldenaar in principe na drie jaar vrij van schulden is en kan de schuldenaar weer met een schone lei kan beginnen. De vorderingen van schuldeisers ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, ook indien onvoldaan gebleven, is na het verkrijgen van de schone lei niet langer afdwingbaar. Belangrijk is dus dat in geval van toepassing van Wsnp de vordering wel is ingediend en de bewindvoerder dus van het bestaan van de vordering op de hoogte is. Uitbetalingen op openstaande vorderingen geschieden naar evenredigheid.

(ii) Faillissement

De schuldenaar kan (op eigen verzoek) zijn faillissement aanvragen. Een faillissementsaanvraag kan ook door schuldeisers aangevraagd worden. Er dienen in dat geval twee of meer schuldeisers te zijn (meerderheidscriterium ofwel pluraliteitsvereiste). Daarnaast moet voor het slagen van een faillissementsaanvraag vast staan dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. Is de schuldenaar gehuwd dan kan hij slechts een verzoek indienen met medewerking van zijn partner, tenzij er geen enkele gemeenschap is tussen beiden (huwelijkse voorwaarden). Bij het faillissement van een eenmanszaak (persoonlijk faillissement) wordt beslag gelegd op het gehele vermogen, dus ook op het privé-vermogen. Indien de schuldenaar gehuwd is in gemeenschap van goederen, dan is de schuldenaar samen met zijn partner volledig aansprakelijk voor het gezamenlijke vermogen. Een persoonlijk faillissement kan eindigen doordat de schulden tijdens het faillissement worden betaald, of omdat er na het uitspreken van het faillissement een akkoord wordt bereikt met de schuldeisers of omdat het faillissement wordt opgeheven door gebrek aan baten. Daarnaast kan een faillissement op verzoek van de failliet verklaarde ook worden omgezet in een Wsnp.

Wordt een surseance van betaling tegelijk verzocht met een faillissementsverzoek, dan wordt eerst het surseance verzoek behandeld. Word een faillissementsverzoek tegelijk verzocht met een schuldsaneringsverzoek, dan wordt eerst het schuldsaneringsverzoek behandeld.

Verschil tussen Wsnp en het faillissement

Een belangrijk verschil tussen de Wsnp en het faillissement is het eindresultaat. In de Wsnp verkrijgt de schuldenaar een zogenoemde ‘schone lei’, terwijl de schulden na afloop van het faillissement meestal blijven bestaan. Als het faillissement eindigt doordat een akkoord is aangenomen, dan zijn er normaal gesproken geen schulden. Indien het faillissement wordt beëindigd door het ontbreken van baten, dat begint het weer van voor af aan. Schuldeisers kunnen de niet betaalde vorderingen weer opnieuw proberen te incasseren.

Bij de Wsnp maar ook bij een faillissement is het belangrijk dat de vordering tijdig wordt ingediend bij de curator/bewindvoerder. Ingediende vorderingen worden beoordeeld op de verificatievergadering. Vorderingen die niet bekend zijn en niet worden aangeboden op de verificatievergadering worden kortweg niet voldaan, en na het beëindigen van het schuldtraject is er ook geen mogelijkheid meer om deze in te dienen of af te dwingen. Dit in verband met het schone lei principe voor wat betreft de Wsnp. Voor wat betreft het faillissement gaan de vorderingen van schuldeisers teniet voor zover zij zijn voldaan, voor het gedeelte wat onbetaald is gebleven krijgen schuldeisers het recht van executie. Als de vordering dus niet op de verificatievergadering is opgenomen en toegezegd, behoudt een schuldeiser het recht op de betaling van de vordering maar krijgt de schuldeiser na het faillissement geen recht van executie en de baten die zijn vrijgekomen voor betaling van de vordering worden ook niet aangewend voor (gedeeltelijke) voldoening van de vordering.

Daarnaast is het van belang dat de vordering en de hoogte van de vordering niet wordt betwist door de schuldenaar, anders moet daar ook weer een soort van procedure over worden gevoerd indien de hoogte van de vordering inderdaad niet duidelijk vast komt te staan.